woensdag 29 juni 2011

Caitlin

Afwezig liep ik het Engels lokaal uit op weg naar het volgende vak. Ik was er niet helemaal bij met mijn hoofd vandaag. Ik droomde dat ze in gevaar was vannacht. Ze hadden haar alleen gelaten en ze kon zich niet bewegen. In mijn hoofd zag ik haar kleine gezichtje weer langzaam bleek worden, haar pruilende lipjes bijna blauw. Ik huiverde. Het was maar een droom. Ze zorgden heus wel goed voor haar. Beter dan ik zelf zou kunnen. Toen ik opschrok uit mijn gedachten realiseerde ik me dat ik eigenlijk helemaal niet wist waar ik heen moest. Terwijl ik in mijn tas aan het graven was op zoek naar mijn rooster hoorde ik het geklak van hoge hakken door de gang. Toen ik opkeek stond er een slank meisje voor mijn neus dat zonder haar hakken waarschijnlijk aan de kleine kant zou zijn. Ze droeg een laag uitgesneden shirtje en een rokje waarvan ik zeker wist dat een groot deel van de leraren er afkeurend hun hoofd over zouden shudden. Ik zuchtte geïrriteerd. En dan zeiden ze dat ik erom gevraagd had! Moet je zien hoe zij erbij liep. Dit was een kostschool, geen paaldansclub. "Ehm... Hai." zei het meisje met een verrassend heldere stem. Ze knipperde nerveus (of gemaakt nerveus, wat me niets zou verbazen) met haar diepbruine ogen. "Ik ben nieuw, maar ehm... Weet jij misschien waar lokaal 23 is?" Ze draaide met een slanke vinger aan een lok bruin haar. Onverschillig wees ik naar links. "Trap op, tweede deur links." mompelde ik monotoon. Het meisje knikte maar bleef staan. Het was het soort meisje dat de jongens van zich af moest slaan, en er waarschijnlijk van genoot. Het soort meisje dat ik niet uit kon staan dus. Het was vast zo'n tiepje dat model wilde worden ofzo. Of mode-ontwerper. Mijn blik viel op het Louis Vuitton logo op haar tas. "Ik zou maar opschieten, de bel kan ieder moment gaan." voegde ik eraan toe, in de hoop dat ze verder zou lopen. "Oh ja." zei het meisje. "Ik ben trouwens Lucy." Ze stak een hand vol roodgelakte nagels uit. Aan haar pink glinsterde een duur uitziende ring en aan haar pols bungelde aan zooi armbandjes. "Caitlin." zei ik kortaf terwijl ik haar hand losjes vastpakte en meteen weer losliet. Lucy draaide zich om en beende weg op haar enorme hakken, maar toen stopte ze een leek ze te aarzelen. Ze keek over haar schouder en schonk me een warme glimlach. "Bedankt hè?" zei ze zachtjes, voordat ze zich weer omdraaide en haar lange haren met een zwierig gebaar over haar schouder gooide. Ik keek haar een beetje verbaasd na totdat ze uit zicht was verdwenen. Die glimlach had ik niet verwacht, het was niet zo'n typische tandpasta-grijns, die meisjes van haar soort vaak op hun gezicht hadden geplakt. De glimlach kwam echt en gemeend over. Ik scheurde mijn blik los van de plek waar ze uit zicht was verdwenen en richtte mijn aandacht weer op mijn tas en het vinden van mijn rooster.

zondag 26 juni 2011

Elliot

De dokter was vanochtend op bezoek geweest. Ik had koorts. Moest in bed blijven. Ik schudde met mijn hoofd. Ik was onrustig. Het was vandaag precies twee jaar geleden. Lilly. Ik schudde mijn hoofd weer. Hoe kon ik hier nu blijven liggen? Ik sprong uit mijn bed. Mijn linkervoet kleefde aan iets vast. Ik keek. Een wit vel. Helemaal vol met lijm. Wat deed dat daar nou weer? Ik schudde mijn hoofd en trok het vel papier van mijn voet. Ik zag iets bewegen. Met een ruk draaide ik me om. Spiegel. Ik was het zelf. Mijn hart gonsde in mijn oren. Ik bekeek mezelf. Mijn blonde haar stak alle kanten op. Mager en slungelig, dat was ik. Bleek. Dat was ik ook. Het zag er niet gezond uit. Afwezig streek ik over mijn eigen wang. Hoofd schudden. Misschien had Glen wel een brief gestuurd. Jogging broek. Ik keek door mijn kamer. Daar lag ie. Ik griste hem van de stoel en trok hem aan. Shirt was overbodig. Ik had het veel te warm. Sjokkend ging ik naar beneden. Brief. Brief. Brief. Dat was alles wat ik hoorde in mijn hoofd. De tegels onder mijn voeten waren koel. Ik had neigingen om er op te gaan liggen. Hoofd schudden. Ik ging met mijn knieën op de grond zitten. Het was echt heerlijk koel. Ik ging liggen. Wat deed ik. Waar was ik. Ik lag op de grond. De grond was koud. Ik rilde. Ik schudde mijn hoofd en sprong overeind. Wat ging ik doen? Ik keek rond. De brievenbussen. Wat leuk, misschien had Glen me wel iets gestuurd. Brief. Brief. Brief. Ik liep het kamertje in. Hoofd schudden. Daar was mijn vakje. Er lagen twee brieven. Ik pakte ze. Op de eerste herkende ik het hoekige handschrift van Glen. De andere was getypt. Wild scheurde ik de eerste envelop open. Ik snoof aan de brief. Ik tikte een paar keer voorzichtig op het papier. Glen had me een brief gestuurd! Wat aardig van hem. Hoofd schudden. Ik ging terug naar mijn kamer. Ging op mijn bureaustoel zitten. Waarom zat ik hier eigenlijk nog op school? Ik ging nooit naar de lessen. Misschien dat ik vanmiddag ging. Hoofd schudden. Ik voelde me goed, al was mijn hoofd warm. Misschien kwam er een klein griepje aan? Brief. Ik wreef over de brief. Hij lag voor me op het bureau. Ik begon te lezen.